Veel artsen zijn bekend met functionele stoornissen, maar een deel hen vindt het een lastige diagnose om te stellen en om met de patiënt te bespreken. Deze website is hier hopelijk een hulpmiddel bij. Hieronder vindt u kort wat informatie voor artsen die te maken hebben met functionele bewegingstoornissen.
Definitie
We hanteren op deze website de term ‘Functionele Bewegingsstoornis’. We hadden ook kunnen kiezen voor ‘conversie stoornis’, ‘psychogene bewegingsstoornis’ of ‘onverklaarde klachten’, andere termen voor dezelfde aandoening, maar hebben bewust gekozen voor Functionele Bewegingsstoornis om verschillende redenen. We noemen de klachten niet ‘onverklaard’, omdat de diagnose gesteld kan worden op basis van specifieke kenmerken in de anamnese en het lichamelijk onderzoek en omdat het mechanisme waarmee de klachten ontstaan steeds beter duidelijk wordt. We noemen de klachten niet psychogeen omdat een aanzienlijk deel van de patiënten die op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek wel de diagnose functionele bewegingsstoornis zou krijgen, geen psychiatrische traumata of stress heeft gehad. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat patiënten zich beledigd voelen door termen als psychogeen of conversiestoornis, omdat het hen het gevoel geeft dat de klachten zijn ingebeeld of nagebootst. De boosheid en het onbegrip wat hieruit volgt moet dan eerst weggenomen worden voor een constructief gesprek plaats kan vinden.
Functionele bewegingsstoornissen kunnen een grote negatieve impact hebben op de kwaliteit van leven, terwijl er op dit moment weinig bewezen effectieve behandelopties zijn. Uit de literatuur lijkt een behandeling met een focus op het aanleren van normale bewegingen in combinatie met het veranderen van cognities en gedrag die verbetering in de weg staan, het meest veelbelovend.
Epidemiologie
Functionele stoornissen komen binnen de neurologie relatief veel voor. Op basis van recente studies lijkt het erop dat een derde van alle patiënten een functionele stoornis heeft, dan wel dat een deel van de klachten functioneel bepaald zijn ('functional overlay').
Pathofysiologie
Ideeën over het werkingsmechanisme van functionele stoornissen zijn veranderd in de afgelopen tientallen jaren. Tot voor kort werd gedacht dat stressfactoren en psychiatrische traumata, zoals seksueel misbruik, oorzakelijke factoren waren in het ontstaan van deze stoornissen. Dit was dan ook onderdeel van de diagnostische criteria in de DSM-IV en vaak de focus van de (cognitieve gedrags-) therapie. Uit de literatuur blijkt echter dat lang niet alle patiëntenaanwijsbare stressfactoren of psychiatrische traumata hebben. Volgens de huidige DSM-V criteria zijn psychische factoren dan ook niet meer noodzakelijk om de diagnose functionele stoornis te kunnen stellen. Wel is het zo dat er, net als bij andere neurologische aandoeningen, vaak sprake is van psychiatrische co-morbiditeit. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van langer bestaande invaliderende klachten, en daarom is het voor een arts wel belangrijk hier naar te vragen, ook omdat het soms een reden kan zijn voor specifieke behandeling. In ons idee staat dat los van de diagnose, en vaak ook van het beleid ten aanzien van de lichamelijke klachten.
De diagnose functionele bewegingsstoornis wordt gesteld door een neuroloog. Idealiter gebeurt dat op basis van positieve kenmerken in de anamnese en het neurologisch onderzoek. Als u meer wilt lezen over deze kenmerken kunt u de pagina's van deze website lezen over de diagnose of onderstaande literatuur bekijken.
Als een patiënt zich opnieuw presenteert met neurologische klachten, kunnen deze passen bij de functionele stoornis. Een functionele klacht in de voorgeschiedenis is een risicofactor voor het ontwikkelen van een functionele stoornis. Hier is wel voorzichtigheid geboden, want een patiënt kan ook naast de functionele stoornis een andere aandoening ontwikkelen. Bij een aantal neurologische aandoeningen is bekend dat er veel functionele stoornissen bij voorkomen, bijvoorbeeld bij de ziekte van Parkinson en bij epilepsie komen relatief vaak functionele tremor of dissociatieve non-epileptische aanvallen voor.
Communicatie met de patiënt
Zoals op elders op deze site is besproken, is het voor de patiënt erg belangrijk dat er een duidelijke diagnose wordt gesteld en dat deze diagnose begrijpelijk aan hen wordt uitgelegd. Dat geldt voor alle aandoeningen, maar zeker ook voor functionele stoornissen. Het gesprek met een patiënt met een functionele stoornis verloopt echter niet altijd net zo gemakkelijk als bij andere diagnoses.
Op de pagina communicatie met dokters staan adviezen voor de patiënt voor het gesprek met de arts.
Hieronder staan een aantal tips die mogelijk kunnen helpen in het gesprek met de patiënt:
-
Wij adviseren om de diagnose functionele bewegingsstoornis te benoemen en met de patiënt te bespreken welke factoren hebben geleid tot het stellen van de diagnose: welke onderdelen van de anamnese en uit het lichamelijk onderzoek passen bij de diagnose? En waarom zijn andere aandoeningen zoals een infarct of een hersenaandoening minder waarschijnlijk?
-
Probeer zoveel mogelijk nadruk te leggen op het werkingsmechanisme en niet zozeer op de vraag waarom de patiënt deze aandoening gekregen heeft. Net als bij een gesprek over MS of Alzheimer legt u de patiënt uit welk mechanisme de klachten veroorzaakt, hoe de aandoening verloopt en wat de patiënt kan verwachten. U legt bij MS of Alzheimer ook niet de nadruk op de vraag waarom de aandoening is ontstaan. Vaak is dat, net als bij functionele stoornissen, nog niet voldoende opgehelderd.
-
Laat uw patiënt weten dat u hem of haar serieus neemt. Veel patiënten twijfelen hieraan, meestal door ervaringen in het verleden, of omdat ze zelf twijfelen aan hun diagnose. Het helpt om dit expliciet te bespreken, ook al klinkt dat misschien vreemd.