Waarom krijgen sommige mensen functionele symptomen, en anderen niet? Eigenlijk geldt hetzelfde voor functionele stoornissen als voor de meeste aandoeningen. Er zijn een aantal factoren die er samen voor zorgen dat een bepaald persoon een bepaalde aandoening krijgt.
Hoe ontstaan aandoeningen in het algemeen?
Niet ieder mens krijgt dezelfde aandoening. En van iedereen die dezelfde ziekte heeft, is de oorzaak niet bij al die mensen hetzelfde. Er zijn bij de meeste ziekten verschillende factoren die er samen voor zorgen dat een mens een bepaalde ziekte krijgt.
Deze factoren kunnen worden ingedeeld in drie categorieën:
Aanlegfactoren. De aanleg die iemand heeft om een bepaalde aandoening te krijgen, wordt bepaald door zaken die voor de start van de symptomen al zijn begonnen. Dat kunnen aangeboren dingen zijn zoals erfelijke aanleg, maar ook factoren die later ontstaan, zoals het doormaken van ziektes, of leefstijl, bijvoorbeeld eetgewoonten. Een voorbeeld van aanleg voor een herseninfarct is roken. Niet iedereen met deze aanleg krijgt ook klachten.
Uitlokkende factoren. Dit zijn factoren die de aanleiding zijn voor het begin van de klachten. Voorbeelden hiervan zijn zware inspanning bij een hartafwijking, of een lange vliegtuigvlucht bij trombose.
In stand houdende factoren. Dit zijn factoren die zorgen dat de klachten niet over gaan, of erger worden, nadat ze zijn begonnen.
Vaak is er ook overlap in deze verdeling: slechte eetgewoonten kunnen zowel zorgen voor aanleg voor een aandoening, als voor het in stand houden van het probleem.
Figuur 1. Een overzicht van de drie soorten factoren in de tijd. Aanlegfactoren zijn er al lang voordat de klachten beginnen, uitlokkende factoren houden de symptomen in stand als ze al aanwezig zijn.
Hoe ontstaan functionele stoornissen?
Voor functionele stoornissen geldt hetzelfde als bij andere aandoeningen. Ook hier zijn aanlegfactoren, uitlokkende factoren en in stand houdende factoren betrokken bij het ontstaan van de klachten.
Aanlegfactoren bij functionele bewegingsstoornissen zijn niet allemaal bekend. Het lijkt een combinatie te zijn van aangeboren factoren en omgevingsfactoren die gedurende het leven invloed hebben op de gezondheid. Voorbeelden zouden kunnen zijn een ernstige ziekte doormaken op jonge leeftijd, of een ouder met een functionele stoornis.
Uitlokkende factoren bij functionele stoornissen kunnen lichamelijke factoren zijn, zoals vallen, flauwvallen of een relatief onschuldige ziekte doormaken. Het kunnen ook psychische factoren zijn zoals hevig schrikken, een paniekaanval krijgen of een emotioneel heel stressvolle situatie doormaken. Soms is het helemaal niet duidelijk wat de uitlokkende factor geweest kan zijn.
Gelukkig gaan veel functionele symptomen vanzelf over. Bij sommige mensen zorgen in stand houdende factoren ervoor dat de symptomen chronisch worden. De factoren die de klachten in stand houden zijn ook heel verschillend. Soms worden de klachten niet beter omdat iemand zichzelf teveel belast, soms juist omdat iemand te weinig gaat doen waardoor de conditie verslechtert. Ook bezorgdheid over de diagnose lijkt de klachten gedeeltelijk in stand te kunnen houden.
Bekijk hieronder een filmpje waarin de professor de Koning-Tijssen, expert op het gebied van bewegingsstoornissen, uitlegt wat functionele bewegingsstoornissen zijn.